Henk Bruggeman is de zoon van de woning- en meubelstoffeerder Karel Bruggeman, die zijn zaak begon aan de Pelssingel 64, later in de Hoge Nieuwstraat naast 't Pumpke zijn werkplaats had en na de oorlog opnieuw aan de Pelssingel, maar dan op nummer 21, zijn zaak voortzette.
Tussendoor heeft het ouderlijk gezin Bruggeman nog twaalf jaar in de Gheert van Woustraat 25 gewoond.
Na zijn actieve loopbaan begon Henk met het schrijven van boekjes over deelaspecten van 's-Hertogenbosch: de kermis, kazernes, hoog water, het circus en het stadhuis. Daartoe bracht hij veel tijd door in de plaatselijke archieven. Het zijn vooral zijn kinderen geweest die hem ertoe hebben aangezet over bepaalde onderwerpen het naadje van de kous uit te zoeken. Van zijn dochters Mariëtte, aktief op het rijksarchief,
Bij het vijftigjarig bestaan van woninginrichter en meubel-stoffeerder Bruggeman in januari 1986 is door architect Jan van Hoek een tekening van de zaak op de Pelssingel gemaakt.
en Jacqueline heeft hij veel hulp gekregen. Zijn meest recente boekje gaat over tapijtfabrieken en mattenmakerijen in 's-Hertogenbosch. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
'Niet om te pochen, maar wij waren een van de eerste bewoners van de Pelssingel die traplopers hadden liggen met keurig ingenaaide plooien en gelegd met zware koperen roeden met knologen. Bij slechte weersomstandigheden werd de 'Manilla-loper' op de beneden rap afgedekt met een katoenen overloper, om het ergste vuil op te vangen. Naar mijn idee beschouwde vader onze entree als het visitekaartje van zijn bedrijf.
Voor de benodigde materialen bezocht vader uiteenlopende adressen van grossiers. De ruige en corridormatten betrok hij van de mattenwinkel van Reinier van Arkel. Kennelijk stond hij daar op goede voet met de broeder van de mattenmakerij. Vader drong er steeds bij mij op aan, wanneer ik naar die mattenwinkel ging, dat ik duidelijk moest zeggen van wie de opdracht was. De broeder paste dan zonder commentaar een korting op onze rekening toe.'
Start woninginrichting Bruggeman
Vader begon in 1936 als zelfstandig woninginrichter, nadat hij 26 jaar bij de Bossche woninginrichter Vollewens in dienst was geweest. Bij het vak hoorde toen ook het kloppen van kleden. Dat gebeurde bij welgestelde families zoals de Tilmannen en de Van Lanschots. Als vader die kleden ging kloppen mocht ik vaak mee, want het was voor één persoon niet te doen om die zware tapijten te sjouwen.
Voor het kloppen van kleden was een vergunning nodig. Het mocht alleen tussen 10 en 5 uur. 'Op een keer staat vader met mij de kleden van Karel van Lanschot, de bankier uit de Peperstraat te kloppen.
Daar komt Koenen, de Bossche agent op zijn motor met zijspan aanrijden. 'Hé Bruggeman, ge magt nu geen kleden kloppen', roept de agent vanaf zijn motor. Ik vond het al akelig als ik een agent zag aankomen. Maar vader kende het klappen van de zweep en riep lakoniek terug: 'Dan kloppen we deze kleden maar niet. Ik zal tegen Van Lanschot zeggen dat wij het een andere keer doen'. 'Oh ho', zegt Koenen, 'daar zijn natuurlijk altijd uitzonderingen op....'.
Feestgordijnen
Nadat de Chicago-bioscoop was gesloten, werd het door de familie Willaerts als Venduhuis geëxploiteerd.
Bij jubilea van ondermeer de directeuren van de firma Rouppe van de Voort was het gebruikelijk dat het bedrijf een halve dag dicht ging. De fabriekshal werd ontruimd om daar de huldiging te kunnen houden. Over de machines werden gordijnen gelegd, die op verzoek van de directie van Rouppe van de Voort door vader gehuurd werden bij Willaerts, die ook lopers en carpetten verhuurde voor feesten en partijen. De Chicago werd ook wel 'de Witte' bioscoop genoemd, vanwege de naam van het pand: 'De Witte Olifant.'
Henk Bruggeman was ook dit keer weer vaders hulpje. Daaraan en aan zijn opmerkingsgave, heeft Henk te danken dat hij veel dingen bij naam en toenaam kan noemen. 'De Chicago' bestond uit een grote benedenzaal en daarboven een galerij waarop de meubels en gordijnstoffen van het Venduhuis lagen. Om die gordijnstoffen voor Rouppe van de Voort te gaan halen gaf vader mij een paar dubbeltjes mee om bij de Wagenmakerij van Van Kilsdonk een kar te gaan huren. 'Als vader voor die kar zelf op en neer naar Van Kilsdonk zou moeten, was hij uren kwijt geweest. In die tussentijd kon hij met het leggen van vloerbedekking zijn geld verdienen.'
Zuurkoolfabriek
De wagenmakerij van Van Kilsdonk op het Hinthamereind, zat aan de oostzijde in het vierde huis van de hoek met de Watertoren. Op een groot binnenterrein waren de hand- en duwkarren gestald en lagen losse wielen, houten trekhaken en wielassen. Op de Markt laadden we de gordijnen op, die afkomstig waren van het oude Casino aan de Papenhulst. Na afloop van het feest hielpen mij enkele knechts van Rouppe van de Voort, die al aardig in de lorem bleken, met het terugbrengen van de kar. De route liep over de Zuid-Willemsvaart naar de Tolbrug, waar de achterzijde van het Venduhuis was. De toch tamelijke rechte weg werd al zwalkend afgelegd.
| 38 |
Opgeleid tot woninginrichter
Henk Bruggeman, de enige zoon van en zelfstandig woningrichter, kwam direct na de lagere school, de Antoniusschool van de bekende historicus C.J. Gudde, bij zijn vader in dienst. De Handelsavondschool die daarop aansloot, was de opleiding die Henk volgde voor het behalen van het middenstandsdiploma. Zijn ouders hadden duidelijk het plan voor ogen, dat Henk na de lagere school in de zaak zou komen.
Ik had het voorrecht om zeven klassen lager onderwijs te mogen doorlopen. Doordat het studietempo op die school zo hoog lag, hadden we alle schoolboeken al uit. Daarom ging Gudde nieuwe boeken lenen bij de ULO in de Josephstraat. In dat zevende jaar werden enkele leerlingen bijgespijkerd met de vakken rekenen, taal en ook wat geschiedenis en aardrijkskunde. Die studie had ik als stamhouder van de familie, aan mijn ouders te danken. Het betekende wel, dat ik nog een jaar niets in de zaak zou inbrengen. Dat gold voor de meesten van mijn klasgenoten, het waren merendeels jongens uit ambtenarengezinnen, waarvan de ouders niet echt op
Fa. C. SLUITER & Zn.
Meubelhandel
Orthenstraat 53
en Orthenstraat 66-68 Tel. 7242
hun weekloon zaten te wachten.
Na de lagere school ging hij dus meteen aan de slag. 's Avonds volgde hij de Handelsavondschool St. Raphaël van frater Robert. De school was ook in de St. Josephstraat, maar in de oorlogstijd werd vaak naar andere schoolgebouwen uitgeweken. 'Ik kwam woensdag van school af, woensdagmiddag ging ik bij Magazijn De Bij een overall kopen en donderdagmorgen om zeven uur begon ik bij dokter Simon met het afhalen van gordijnen. Daar werd niet flauw over gedaan. De vakantie kon wachten op tijden dat er geen werk was. In mijn tijd leerde je het vak van woninginrichten niet op een school, praktijkkennis deed je op bij een meesterknecht of een gezel. Alleen timmerlieden, metselaars, stucadoors en machinebankwerkers leerden hun vak op de ambachtsschool.' Een van de onderdelen van het vak waarin Henk Bruggeman moest meelopen, was het woning stofferen. Daarnaast heeft hij zich theoretisch bekwaamd door het volgen van cursussen PBNA en het halen van het textielbrevet.
Eerste grote werk
'Na dr. Simon en nog een klus bij mr. Constance Tilman op de Oude Dieze, ben ik met vader aan mijn eerste grote werk begonnen. Dat was bij dr. Otjens, de opvolger van dokter Kortbeek. Bij Otjens hebben we het huis van onder tot boven opnieuw behangen en geïnstalleerd. Omdat het oorlogstijd was, waren er weinig materialen verkrijgbaar. Als je trouwde kreeg je bijvoorbeeld honderd punten, voor de aankoop van een deken, een matras of een tapijt, dat overigens van papier was. Later heeft Otjens zich beter kunnen inrichten, maar niet in 1942!'
Personeel op afroep
Vader Bruggeman had in feite zijn zoon Henk als enige vaste hulp in dienst. Dat was al zo toen Henk nog op de lagere school zat. 'Maar als er zich op maandag veel werk aandiende, liep vader een keer over de Markt, waar hij de moeder van Jo van Liempt, die marktkoopvrouw was, aansprak. Zij moest aan haar zoon doorgeven dat hij de volgende morgen kon beginnen. Als dat karwei na een week of veertien dagen afgelopen was, kon Jo weer opstappen. Zo simpel lag dat. Dat was de consequentie van de toenmalige maatschappij: als je werk had wist je niet of het de volgende dag nog zo was.'
Sommige vrienden van Henk die bij de Raad van Arbeid werkten, konden het zich veroorloven een dagje op stap te gaan. Dat was bijvoorbeeld een wandelmars naar kasteel Heeswijk. De keer dat Henk mee kon, kwam Bruggeman sr. zijn enige vaste kracht nog achterna omdat hij hem voor een spoedklus dringend nodig had. 'Juist in de vakantiemaand augustus werden vele geestelijken van de parochies overgeplaatst. Als een van hen een nieuwe standplaats had gekregen, moesten wij, nog voordat de verhuiswagen voor reed, het balatum of de vloerbedekking uitladen en vlug leggen, pas daarna konden de meubels geplaatst worden.
Protestante woninginrichter
Henks vader was meesterknecht geweest bij Vollewens, die zijn zaak had in de Vughterstraat 26. Vóór de oorlog was hij de enige protestante woninginrichter van de stad. Toen die in 1936 wegens gezondheidsredenen met de zaak stopte, is vader Bruggeman voor zichzelf begonnen, eerst in een bovenhuis op de Pelssingel, daarna naast café 't Pumpke in de Hoge Nieuwstraat, en daarna nog twaalf jaar in de Gheert van Woustraat waar achter het woonhuis de werkplaats was, de ruimte die tegenwoordig door een schoenmaker wordt benut. Na de oorlog is vader met zijn gezin teruggekeerd naar de Pelssingel, maar dan vooraan, waar een nieuw huizenblok en atelier is gebouwd. 'Door zijn werk bij Vollewens heeft onze zaak altijd veel protestante klanten1 aangetrokken. Soms leverde dat problemen op. Je vermeed over voetballen en carnaval te praten. Dat was taboe.'
Goede verstandhouding
'Maar ik heb ook veel protestanten gekend die zich heel belangstellend toonden in het wel en wee van onze dochters, ook als dat typisch katholieke gebeurtenissen waren zoals een eerste Communie. Bij de begrafenis van vader is dominee Oskam onze familie nog komen condoleren. Het was een beminnelijke man, die wat geloofsopvattingen betreft zijn tijd ver vooruit was. Met dominee Oskam en met dominee K. Strijd, de medeoprichter van de PSP, hebben we een hele goede verstandhouding gehad. Maar protestant of katholiek, je was over elke klant ingeseind. Bij sommigen wist je vooraf dat je bij hen niet aan de voordeur moest aanbellen. Zij verwachten dat je achterom kwam.'
Pastoorsbriefje
'Katholieken en protestanten gingen -zelfs nog na de oorlog- nauwelijks met elkaar om. In de jaren vijftig voetbalden de straten onderling in de competitie van de Jeugdbeweging. Omdat ons elftal jongens tekort kwam, namen we een protestante doelverdediger op. Maar bij de pastoor werd eerst toestemming gevraagd....'.
Onderscheid in winkeliers
'Ons hele gezin heeft steeds meegeholpen in de zaak. Dat was vroeger niet anders. Gordijnen maken en dergelijk naaien stikwerk deed ons moeder. In de woninginrichting was de branche verdeeld in exclusief werk, wat door de firma's Jonkers, Vennix en Robeerst werd gedaan. Dan volgde -wat ik de middenklasse noem- Wiggers Van de Laar en Grefkens. Van Horrik, Kerste, Van Bijnen [Brabantia] en onze zaak behoorden tot de ambachtsmensen.
Soms tekenden die verschillen zich heel sterk af. Het kon gebeuren, dat wij de gangen, de keuken of de logeerkamer met lopers of matten mochten beleggen, maar de stoffering van de salon was voorbehouden aan Jonkers of Robeerst. Hun exclusiviteit lag in het genre gordijnstoffen en tapijten dat zij voerden.'
'Pas in de jaren vijftig zijn die hele mooie staalboeken gekomen. Vóór die tijd liep vader met een stukje vitrage of tapijt in zijn binnenzak die de bediende bij de grossier voor een sigaar voor hem had afgeknipt. Als een klant een stof wilde uitkiezen, trok vader een staaltje uit zijn binnenzak en liet dat dan zien. Bij J.P. Wyers in Amsterdam werd daarop de vitrage, tapijten of de meu-
Iedereen weet 't
Magazijn „DE BIJ" heeft 't
DEKENS, TRICOTAGE, CONFECTIE
HINTHAMERSTR. 30-45 Telefoon 8671
| 39 |
belstof besteld. Wyers was dé grossier in Nederland.'
Betere presentatie
'Aan het begin van de jaren zestig is er een geweldige bloei in de woninginrichting gekomen, wat onder meer bleek uit een enorm aanbod van staalboeken dat te kust en te keur aan de woninginrichters werd verstrekt.
Vóór de oorlog werd er pas iets ingekocht als er iets verkocht was. Tussen een grossier/fabrikant en de woninginrichter bestond nauwelijks enige wisselwerking in de vorm van bijvoorbeeld reclame of presentaties. In de naoorlogse periode gingen de grossiers en ook de fabrikanten steeds beter hun inkoop uitbrengen op beurzen, via folders en staalboeken. Dat maakte voor ons de presentatie naar de klant gemakkelijker.'
Inzinking
'Na de opleving van de jaren zestig/zeventig volgde in de jaren tachtig een inzinking. Mede door nieuwe productiemethoden was de woningtextielmarkt verzadigd geraakt. Staalboeken werden nog slechts met mondjesmaat geleverd. De grossiers gingen selectief hun afnemers bevoorraden op basis van omzet of naar gelang de prijsklasse van het assortiment. Auping is daar een goed voorbeeld van. Toen dat bedrijf nauwelijks nog winst maakte werden uit overwegingen van efficiency, het aantal te bevoorraden zaken per regio beperkt. Auping wilde zo weinig mogelijk zaken hebben tegen zo veel mogelijk omzet.'
Kennismaking
Bruggeman heeft zijn vrouw niet via het werk, maar tijdens een vakantie leren kennen. Toch heeft hij over werk en verkering een aardige filosofie achter de hand. 'Voor een jonge jongen was het een attractie om bij de komst van de kermis of het carnaval beslag te kunnen leggen op een leuk dienstmeisje of een leuk belmeisje. Dan was je voor een paar weken onderdak. In de 'verkeringstijd' werd je onder het werk ook nog eens extra verwend met een koekje bij de thee of extra koffie. Maar je moest haar ook weer zien kwijt te raken, want het was zeker niet de bedoeling dat je vaste verkering zou krijgen. Dat paste niet in die tijd. Voordat je aan een verkering begon, moest je verzekerd zijn van inkomsten, anders had je geen toekomst, zei men. Het gezegde was niet voor niets: het bedje is gespreid, of hij heeft zijn kostje al verdiend.'
De klant was koning
'En niemand waagde het met de dochter van een klant aan de haal te gaan!', zegt Bruggeman resoluut. 'Dat was ongehoord. Tussen een bediende en een klant bestond afstand, een klant was met recht koning. Je mocht blij zijn dat je daar mocht werken. Het gold niet alleen in onze branche, als ik bij de slager in de winkel kwam, was ik op dat moment koning.'
Filosofie achteraf
'Ons bedrijf had een fantastische klantenkring, velen van hen kom ik nog regelmatig tegen. Zo omziend kijk ik er met veel plezier op terug. Het is mij niet tegengevallen.
Ik zeg tegen mijn kinderen altijd: Ik ben een gelukkig mens, omdat ik de zeven vette jaren na de zeven magere jaren heb mogen meemaken.'
De congregatie
'In de weinige vrijetijd die ik ter beschikking had bestond het vertier uit de ontspanning bij de katholieke jeugdbeweging. Dat was tafeltennissen of sjoelbakken op zondagavond in het patronaat, op woensdag was er de congregatie. In de winterdag kaarten we dan weer bij de een en dan weer bij de andere vriend. Zomers kon het gebeuren dat we als jongens onder elkaar naar een uitvoering of muziekfestival gingen in het Plantsoen of in de omliggende dorpen. Befaamd was de beroemde Slag bij Waterloo. Veel schik hadden we tijdens 'de Fremersberg'. Dat was een spannende jachtpartij, die onder muziek van het 's-Hertogenbosch Muziekkorps werd opgevoerd. Na de opening met hoorngeschal, sloeg het onweer toe, een klooster raakte door de bliksem getroffen, maar de brand kon op tijd worden geblust. Daar paste blijkbaar het Te Deum bij, maar wij zongen uit balorigheid daarvoor in de plaats 'Moeder onze kraai is dood.'
Achter de harmonie aan
Bruggeman was al als kind gek op de kermis en het circus. Bij de opbouw stond hij er graag naar te kijken. Ook muziek heeft steeds een bijzondere aantrekkingskracht op hem gehad. Als ventje van een jaar of tien/twaalf stond hij bij het uitrukken van de Koninklijke Harmonie met zijn ouders klaar op het stoepje van de Boschdijkstraat tegenover de sigarenfabriek van Willem II. Zij liepen met de harmonie een rondje door de stad.
Toen hij wat groter was en een fiets had gekregen, maakten hij met vrienden fietstochten, maar aan een verkering waagde hij zich pas op veel latere leeftijd.
Restauratievak
Intussen was Bruggeman junior al volledig in de zaak ingevoerd, een keuze waar hij nooit spijt van heeft gehad. Als hij het mocht overdoen dan had hij gekozen voor het specifieke restauratievak. Gobelins, wandbekleding en meubels stofferen zijn hem in het bijzonder gaan interesseren. Met de teloorgang van het oude beroep van woninginrichter is Bruggeman zich daarin gaan specialiseren. Zijn atelier heeft de gobelins van het Bossche stadhuis en wandkleden in het Provinciehuis en het stadhuis van Nijmegen in onderhoud gehad. 'Restaureren is mij op latere leeftijd gaan boeien, een vak dat mij trekt omdat je iets tot stand brengt.
W. van Kilsdonk & Zoon Wagenmakerij is het opschrift boven Hinthamereind 55, waar de jonge Bruggeman voor een dubbeltje een duwkar huurde. Op de binnenplaats was behalve de smederij ook een zuurkoolfabriek gelegen. Foto: Stadsarchief 's-Hertogenbosch.
| 40 |
Het woninginrichtingsvak ging in de jaren zeventig steeds verder achteruit, ik bedoel: het was allemaal kitten en leggen. Het ambachtelijke werk, zoals het festonneren2, gordijnen voeren en capitonneren3 van meubelen was verdwenen. Dat gebeurde machinaal of met de opkomst van de wegwerpmaatschappij, helemaal niet meer. Kortere werktijden en de stijging van de loonkosten speelden bij deze ontwikkeling een grote rol.'
Kitten en leggen
'De tapijten en lopers werden met een 'anti-rafellijm op rubber basis ingesmeerd, dan ging er een streek kit onder, de kanten werden tegen elkaar geschoven en het tapijt was gelegd! Ik heb oudere woninginrichters van het enorm grote woninginrichtingsatelier van Vroom & Dreesmann gekend die op eigen verzoek met pensioen werden gestuurd omdat ze het vak niet meer zagen zitten.'
Specifiek stoffeerwerk
Bruggeman zegt het geluk te hebben gehad om nog een aantal jaren gobelins te mogen herstellen en stoffeerwerk te hebben mogen uitvoeren. 'In dat werk kon je laten zien wat het oorspronkelijke vak van stoffeerder voorstelt. Dat gold ook voor onze medewerkers Wim van Zeelst en Henk van der Stee. Wim is nog door vader aangenomen. Henk werd na het beëindigen van onze zaak, chef bij Den Otter in Vught. Die lui konden hoogstandjes van vakwerk leveren!
Wij hebben een geweldige omwenteling meegemaakt, althans wat het vak aangaat. Ik zou nu op een soort ambachtenmarkt kunnen gaan staan om nog een keer een paardenharen matras te maken of een kussen te capitonneren.'
Uitgestorven beroep
'In heel Nederland zijn op dit moment twintig meubelstoffeerders in opleiding, waarvan er nog een deel uitvalt, omdat zij chef-stoffeerder worden of meubeladviseur. Er zit geen aanwas meer in. Een woninginrichter/meubelstoffeerder is een verbindingsman geworden. Het zelf doen, zoals ons vader dat vroeger zei: Laat ze het maar eens maken of nadoen, bestaat niet meer. De moderne ondernemer is de man die achter de computer zit. Het is een ontwerper die de feeling heeft van een goede inkoper en bovendien weet hoe de markt in elkaar zit. Jammer, maar het vak van woningstoffeerder zoals ik het gekend heb is uitgestorven.'
Kasten van ambachten
Bruggeman kent vele namen van Bossche woninginrichters.
Met sommigen had hij een intensief contact, niet alleen zakelijk, maar ook privé. 'Wij hielpen elkaar met gereedschap, of in sommige gevallen werd er personeel uitgeleend. Maar er was een groot aantal waarmee wij helemaal niet omgingen. Dat paste zo in de tijd.' Bruggeman, die spreekt over de 'kasten' van woninginrichters, heeft nooit begrepen op welke grond die indeling was gebaseerd. 'Hoorde je eenmaal thuis tot bijvoorbeeld de ambachtslui, dan was dat voor je leven bepaald. Woninginrichting J.M.P. Robeerts in de Vughterstraat 155 behoorde tot de top. Robeerst bereed vaak de witte schimmel van majoor Rits, als vader hem dan tegenkwam nam hij voor hem zijn hoed af. De onderlinge band in deze vakgroep bleek nog het meest na afloop van een vergadering wanneer de leden in gesepareerde groepjes huiswaarts keerden.
L. VAN HORRIK
Achter 't Wild Varken 8-10
Telefoon 8992
Behangerij - Stoffeerderij
Uitsluitend prima vakkundig werk
De Bossche woninginrichters
Bruggeman noemt talrijke namen van woninginrichters en stoffeerders die in zijn tijd als zodanig bekend stonden. Van elk heeft hij wel een verhaaltje
'Neefs Verwersstraat 5, was in de beginjaren vijftig een kleine meubel en beddenzaak, maar hij schoot als een komeet omhoog, in korte tijd leverde hij in een groot deel van Zuid-Nederland. De indrukwekkende pakhuizen aan de Handelskade, genummerd als de MAGAZIJNEN 1-4, waren tekenend voor de omzet van het bedrijf. Nóg zo'n snelgroeiend bedrijf was dat van Rietveld. Als ik het goed heb, was Rietveld bij Vroom & Dreesmann inkoper of verkoopleider geweest. Door zijn vakkennis bleek hij een goed inkoper, die -toen hij zich in de Dode Nieuwstraat 17 vestigde- meteen al een grote klantenkring rond zich vergaarde. Zijn reclameslogan was: 'Weer besteld bij Rietveld'. In die positie overtroefde hij feitelijk de toenmalige Bossche woninginrichters.
De Firma Sluyter in de Orthenstraat en De gebrs. Ubink waren ook echte Bossche bedrijven. Het meubelmagazijn van de gebroeders Ubink, dat bekend stond als 'De Kroon', was gevestigd op de hoek Hoge Steenweg / Tweede Korenstraatje.
Veel kontakt hadden wij met H.J. van Bijnen, dat onder de naam Brabantia gevestigd was op het Hinthamereinde 51. Even verderop hadden G.M. en B. Kerste een meubelzaak.
Grefkens uit de Van Berckelstraat 2a, is begonnen in het pand Gheert van Woustraat 25. Nadat zij de nieuwbouw op de hoek Van Berckelstraat 2a / Zuid-Willemsvaart hadden betrokken, hebben wij hun oude behuizing in de Gheert van Woustraat overgenomen. Daar hebben we twaalf jaar gewoond. In de latere vestiging van Grefkens in de Vughterstraat zaten de zoons van de oprichter.
L. Harmsen Vughterstraat 53, had een meubelzaak vlakbij Vollewens. Zij waren de enige protestanten woninginrichters van Den Bosch. Vader was bij Vollenwens in dienst geweest; met Harmse werkten wij nauw samen. Wanneer zij bijvoorbeeld de meubelen leverden, legden wij -in het geval de opdracht zover strekte- het tapijt onder zijn naam. Enkele Bosschenaren uit de meubelbranche waren vertegenwoordigd in het plaatselijk bestuur van de katholieke Bond van woninginrichters: J. Wiggers van de Vughterstraat 10, was secretaris en Van de Laar van de Schapenmarkt 17 voorzitter. Penningmeester was Meeuwsen, die een werkplaats had in de voormalige militaire broodbakkerij achterin de Hinthamerstraat. Verder noemt Bruggeman nog Herman Bolle in de Vughterstraat, die zich toelegde op behangen, maar in de winterdag bontjassen repareerde. De familie van de Firma Marijnen-Lemmens en Zn. uit de Vughterstraat 85 had een zuster in het klooster van de zusters Mariënburg, zodat zij zich verzekerd wisten van opdrachten van die kloosterorde. Dan komen op de lijst van Bruggeman verder nog voor: A.A.H. van de Meerendonk, Van de Weeghensingel 18, die later naar de Postelstraat is verhuisd, De Wandkunst in de Hinthamerstraat 114, Kok's Handelshuis in de Brugstraat, De Graafs Beddenmagazijn in de [Korte] Kerkstraat, Doomerniks Behang op de hoek Verwersstraat / Lange Putstraat, F. Vorst-Hagemans Hinthamerstraat 138, gespecialiseerd in cocoslopers en matten, en huisleverancier van Antoniegaarde. C. van de Stokker Hinthamerstraat 119 was een vriend van Buur, zij werkten oorspronkelijk samen op Vughterstraat 3 in wat nu het rechterpand is van corsetterie Anja. Kort nadat de compagnons uit elkaar zijn gegaan, werd Buur ernstig ziek en overleed. Daarop heeft de weduwe Buur het vak een aantal jaren voortgezet, maar het niet kunnen bolwerken. Van Horrik, die in de inham van Achter het Stadhuis zijn bedrijf had, is daar vertrokken bij de renovatie en nieuwbouw van het Lombardje in 1978/'79. Zijn vrouw leidt in het centrum van Rosmalen een zaak in gordijnstoffen.'
| 41 |